Fotografietips

Vaak krijg ik vragen over hoe een bepaalde foto is gemaakt, en of hij niet gephotoshopt is. Mensen vragen ook vaak of je niet een hele dure camera nodig hebt om mooie of goede foto’s te maken. Dat valt gelukkig heel erg mee, het is toch voornamelijk de fotograaf die bepaalt hoe een foto er uit komt te zien! Voor ik me wat meer in landschapsfotografie verdiepte, begreep ik vaak niet hoe het sommigen lukte bepaalde foto’s te maken, maar de laatste jaren heb ik er het nodige over geleerd. Ik vind het leuk deze kennis te delen, en ik hoop op deze manier meer mensen enthousiast te krijgen voor deze mooie tak van de fotografie. Op deze pagina vind je de tips en trucs die mij de afgelopen jaren heen het meest hebben geholpen om betere foto’s te maken.

1. Maak een plan!

Dit is misschien wel de belangrijkste tip die ik voor je heb! Vaak wordt gedacht dat mooie foto’s toevallig tot stand zijn gekomen, en dat de fotograaf gewoon heel veel geluk had. Niets is vaak minder waar. De beste foto’s zijn meestal een combinatie van goed denkwerk en een hoop geduld. Wat je nodig hebt voor een goede landschapsfoto zijn een onderwerp en de juiste (licht)omstandigheden. Dat laatste kan niet genoeg benadrukt worden! Fotografie betekent letterlijk “schrijven met licht”, en het juiste licht is eigenlijk altijd de sleutel tot een mooie landschapsfoto. De truc is om een goed onderwerp (landschap) te vinden wat jij wilt fotograferen, en vervolgens te bedenken onder welke omstandigheden deze locatie het beste tot zijn recht zou komen. Vaak zijn dat juist niet de mooie zonnige dagen, maar dagen met een mix van wolken en zon. Ook mistige dagen werken vaak erg goed. Het licht heeft dan iets in de lucht om op te reflecteren, waardoor je foto gevuld raakt het mooi licht. Maar het kan best zijn dat je een bepaalde locatie nou juist op een hele grauwe, donkere dag wilt vastleggen, of voor een bepaalde foto die knalharde blauwe lucht zonder wolken wilt hebben. Alles kan en mag, maar het loont enorm om van tevoren na te denken over hoe je wilt dat je foto eruit komt te zien. Op de bonnefooi op pad gaan op het moment dat het licht goed is, levert vaak een frustrerende zoektocht op terwijl het mooie licht om je heen verdwijnt (ik spreek helaas uit genoeg ervaring). Het beste is om van tevoren exact te weten waar je wilt zijn, dan hoef je vervolgens alleen nog maar het moment af te wachten dat de omstandigheden zijn zoals jij ze hebben wilt. Dit kun je doen door locaties te scouten, of door gebruik te maken van Google Earth. Ik ga zelf vaak op grauwe dagen met slecht licht op pad om nieuwe locaties te vinden. Die kun je vervolgens op een kaart, of zoals in mijn geval, op Google Maps in je smartphone vastleggen. Op die manier kan ik ook op minder mooie dagen met fotografie bezig zijn. Op het moment dat de omstandigheden dan zijn zoals ik ze hebben wil, kan ik ontspannen precies naar de juiste plek rijden en de foto maken die ik in gedachten had. Je hebt soms wel het nodige geduld nodig (soms maanden!) voordat de omstandigheden zijn zoals jij wilt, maar als alles eenmaal op zijn plek valt, is de kick des te groter!

2. Fotografeer tijdens de ‘gouden uren’.

Het is misschien een cliché, maar de mooiste foto’s worden vaak rond zonsopkomst en zonsondergang, oftewel de gouden uren gemaakt. Het zonlicht legt dan een langere weg door de atmosfeer af, waardoor het licht zachter is en warm kleurt. Ook zijn de schaduwen langer waardoor objecten in je foto meer diepte krijgen. Het mooiste licht zul je meestal ongeveer 30 minuten voor en na een zonsopkomst of zonsondergang meemaken. Vaak is het echt maar een paar minuten op zijn allermooist, dus je moet goed op blijven letten. Ik ben zelf het liefst minimaal een uur voordat de zon opkomt of ondergaat ter plekke, dan kan ik rustig m’n spullen in orde maken en m’n compositie bepalen. Vervolgens hoef je alleen nog maar het juiste moment af te wachten en af te drukken. Als je dus echt graag die ene foto met dat mooie licht wilt maken, zit er niets anders op dan er ook echt op dat moment te zijn. Dat betekent soms dus opstaan als anderen nog lekker liggen te slapen!

3. Weet waar de zon is.

Eigenlijk is dit het vervolg van tip nummer twee. In zijn algemeenheid zou je namelijk kunnen zeggen dat het mooiste licht en de mooiste kleuren in de lucht vaak te vinden zijn aan de kant waar de zon opkomt of ondergaat. Dat betekent dus grofweg dat je voor ochtendfotografie je blik meer naar het oosten moet richten, en voor avondfotografie naar het westen. Maar vergis je niet: door het jaar heen verandert de plek waar de zon opkomt en ondergaat enorm. Tussen de uiterste standen in zomer en winter zit ongeveer 180 graden (een halve kompasroos) verschil! Ook de tijden van zonsopkomst en ondergang veranderen door het jaar heen. Dit betekent dat bepaalde foto’s ook alleen maar in de zomer of in de winter te maken zijn, simpelweg omdat de zon dan op die plek opkomt die jij nodig hebt voor de foto die je in gedachten had. Apps als Sunsurveyor of astronomische websites als deze kunnen je helpen te bepalen wanneer en waar de zon precies op- of ondergaat. Vergeet overigens vooral niet om je heen te blijven kijken, want soms zit het mooiste licht stiekem toch aan de andere kant, en speelt er zich achter je rug een prachtig kleurenspektakel in de lucht af.

4. Gebruik een statief.

Het leek mij altijd maar onhandig gedoe, dat gezeul met zo’n ding. Maar wat vaak gezegd wordt is echt waar: je foto’s worden beter omdat je meer de tijd neemt om te kijken en om een goede compositie te bepalen. Ook de scherpte van je foto’s gaat er enorm op vooruit. Zeker als je gaat fotograferen tijdens de gouden uren rond zonsopkomst en zonsondergang, heb je vanwege de langere sluitertijden (vaak 1 tot enkele seconden) echt een statief nodig. Ik maak daarnaast ook nog gebruik van de mogelijkheid de spiegel in mijn camera van tevoren op te klappen (deze optie vindt je ergens in het menu van je camera). Dit elimineert de trilling die dit veroorzaakt, zodat je nog meer scherpte krijgt. Ook gebruik ik een draadontspanner zodat ik de camera niet hoef aan te raken als ik afdruk.

Als je een statief koopt, koop dan de beste die je je kunt veroorloven. Het hoeft echt geen superdeluxe carbon statief te zijn, maar een goed statief moet wel stevig zijn, en bij voorkeur niet eens zo licht. Een beetje gewicht kan juist geen kwaad, een lichtgewichtje staat bij een beetje wind namelijk al snel te trillen. Een goed statief kost helaas wel iets, maar ze zijn ook tweedehands goed te krijgen. Een goed statief gaat jarenlang mee, dus beschouw het als een investering. Het is in ieder geval een van de beste investeringen die ik voor mijn fotografie heb gedaan.

5. Fotografeer in RAW.

Als je normaliter een foto maakt, dan maakt je camera daar een JPEG-bestand van. Dit is een gecomprimeerd bestand waarbij de software van de camera allerlei beslissingen heeft genomen over bijvoorbeeld kleurverzadiging, witbalans en contrast. Door in RAW te fotograferen kun je ten eerste al deze beslissingen geheel in eigen hand houden. Maar je kunt nog veel meer: zo kun je bijvoorbeeld ook de belichting naderhand nog corrigeren zonder veel kwaliteitsverlies, je kunt lensfouten weg filteren en je hebt veel meer controle over het histogram (zie punt 7) van de foto.

De naam RAW zegt het al een beetje: het gaat hier om de ruwe sensordata, dus zonder dat de camerasoftware daar bewerkingen op heeft gedaan. Een RAW-bestand kun je niet direct gebruiken voor bijvoorbeeld een afdruk, je moet het als het ware eerst ontwikkelen met een RAW-converter. Een RAW-converter is een computerprogramma dat je in staat stelt allerlei instellingen (zoals kleurverzadiging, contrast, belichting) aan de RAW-foto aan te passen. Voorbeelden van RAW-converters zijn Adobe Lightroom en Adobe Camera RAW (zit in Photoshop en Photoshop Elements). Vervolgens maakt het computerprogramma dan bijvoorbeeld een JPEG-bestand met de door jou gekozen instellingen, wat je vervolgens zou kunnen afdrukken of op internet kunt plaatsen.

6. Gebruik filters.

Als mensen op bepaalde foto’s de reactie hebben dat deze vast enorm met Photoshop is bewerkt, dan komt dat vaak omdat ze naar het effect van fotografische filters zitten te kijken. Instinctief weten ze volgens mij, dat als ze zelf hun camera (zonder die filters) hadden gebruikt om die bepaalde scène te fotograferen, het beeld er heel anders had uit gezien. Het gebruik van bepaalde filters stelt je in staat om enorm mooie effecten te bereiken, en je foto’s naar een hoger plan te tillen. Ik gebruik zelf 3 verschillende typen filters, vaak ook gecombineerd met elkaar gebruikt, en ik zal ze alle drie toelichten.

Grijsgradatiefilter

Deze filters zijn waarschijnlijk de belangrijkste in de trukendoos van een landschapsfotograaf! Ze stellen je in staat foto’s te maken, waarbij je de normale beperkingen van een fotocamera omzeilt. De filters zijn kunststof of glazen plaatjes die je in een speciale houder voor het objectief kunt plaatsen. De ene helft van het filter is gewoon doorzichtig, terwijl de andere helft donkerder is. Wat je met deze filters kunt doen, is de belichting van een foto in balans brengen. Ik zal het proberen uit te leggen. Vaak is er sprake van een lichte lucht, terwijl de voorgrond een stuk donkerder is. Onze ogen kunnen dat contrastverschil goed overbruggen, maar camera’s kunnen dat niet. Je krijgt dan een foto waarbij maar een deel goed is belicht (bijvoorbeeld de voorgrond), en een ander deel bijvoorbeeld flink is overbelicht (in dit geval de lucht). Een grijsgradatiefilter kan dit probleem verhelpen. Je kunt het filter in de houder verschuiven en op die manier de donkere helft over de lucht plaatsen. Op die manier worden de voorgrond en de lucht ongeveer even helder, waardoor je camera het beeld wel goed kan vastleggen zoals je het met je ogen ziet.

De filters zijn er in verschillende sterktes, vaak zijn er 1,2 en 3-stops filters (overigens noemt de bekende fabrikant Lee dit 0,3, 0,6 en 0,9 filters). Een 1-stops filter laat door het donkere deel de helft minder licht door. Een 2-stops filter laat daar 4 keer (de helft van de helft) minder licht door en een 3-stops filter dus 8 keer minder. Naar gelang de lichtsituatie kies je het filter wat het beste voor- en achtergrond qua belichting in balans brengt. Deze link brengt je naar een filmpje van Lee dat de werking van grijsgradatiefilters goed laat zien.

Overigens is de HDR-techniek, waarbij meerdere snel achter elkaar genomen foto’s met verschillende belichtingen in de computer tot 1 beeld met een goed gebalanceerde belichting worden samen gesmeed, ook een uitstekende methode om de beperkingen van camerasensoren te omzeilen. Vaak zie je nogal overtrokken voorbeelden van deze techniek , waarbij de foto erg kunstmatig oogt. Als je het op de juiste manier toepast kun je echter prachtige, natuurlijk ogende resultaten bereiken. Je zit dan dus wel wat meer achter de computer, en daar moet je van houden. Ik ben zelf niet goed thuis in deze techniek, maar het is in ieder geval een goedkoop alternatief voor het gebruik van grijsgradatiefilters.

Grijsfilter

Zoals de naam al zegt, zijn dit filters die grijs zijn. Wat ze doen is eigenlijk heel simpel: ze houden licht tegen. Er komt daardoor dus minder licht op de sensor terecht, waardoor je langere sluitertijden nodig hebt om een normale belichting van je foto te verkrijgen. Deze filters zijn puur bedoeld om met langere sluitertijden te kunnen werken, bijvoorbeeld om het water van een waterval als een mooie waas in beeld te krijgen. Ook hier wordt de sterkte van het filter in stops uitgedrukt, waarbij een 1-stops filter de helft van het licht tegen houdt, en je sluitertijd dus verdubbelt. Een 2-stops filter zorgt voor 4 keer langere sluitertijden, en er zijn bijvoorbeeld ook 10-stops grijsfilters die zorgen voor een 1024 (!) keer langere sluitertijd. Dit stelt je in staat om ook bij heldere omstandigheden overdag met een lange sluitertijd van vaak enkele seconden te kunnen werken. Tijdens de gouden uren levert dit 10-stops filter sluitertijden van enkele minuten op. Hierdoor krijg je heel speciale effecten als je bijvoorbeeld water of bewegende wolken fotografeert, die met geen enkel computerprogramma na te bootsen zijn. Uiteraard heb je bij dergelijke lange sluitertijden altijd een statief nodig.

Polarisatiefilter

Dit zijn filters die je in staat stellen om reflecties weg te filteren en om contrasten in bijvoorbeeld blauwe luchten met wolken flink te verhogen. Alles in de wereld weerkaatst licht, anders zouden we het ook niet kunnen zien. Alleen soms is er onder redelijk heldere omstandigheden vaak wel erg veel van dat weerkaatste licht, waardoor schitteringen gaan overheersen. Hierdoor zie je de eigenlijke kleur van een object niet goed meer. Het filter werkt door een bepaald deel van dat weerkaatste licht tegen te houden, waardoor de eigenlijke kleuren van het object weer goed zichtbaar worden. Door het filter voor je objectief te verdraaien kun je zelf het effect regelen. Op deze manier kun je de kleurverzadiging en het contrast in je foto’s enorm verhogen. Ook stelt het filter je in staat om reflecties van een wateroppervlak weg te halen, waardoor je door het water heen kunt kijken. De bekende ansichtkaart-blauwe luchten zijn ook bijna altijd met dit filter gemaakt.

Je dient het filter voor elke foto opnieuw naar de juiste stand te verdraaien omdat het effect heel erg afhangt van de hoek die je camera ten opzichte van de zon maakt. Het filter geeft het meeste effect als het in een hoek van 90 graden ten opzichte van de zon wordt gebruikt. Overigens dien je op te passen met het gebruik van deze filters als je fotografeert met een zogenaamd ultra-groothoekobjectief. Het effect van het filter kan dan onregelmatig verspreid in beeld komen, waardoor je donkere plekken in je foto’s gaat zien.

Een polarisatiefilter houdt ongeveer 1-2 stops licht tegen. Dit betekent dat als je dit filter gebruikt, je er rekening mee dient te houden dat sluitertijden 2-4 keer langer worden. Je kunt van dit effect gebruik maken, want je krijgt eigenlijk een grijsfilter effect. Handig om te weten als je budget beperkt is!

7. Controleer het histogram

Het histogram is dat grafiekje wat lijkt op een berg. Je kunt het in beeld krijgen als je wat speelt met de ‘info’ instellingen in je camera. Het histogram geeft weer hoe de verschillende helderheidswaarden over een foto verdeeld zijn. De uiterste linkerkant van de grafiek geeft de hoeveelheid pixels die puur zwart zijn weer, de uiterste rechterkant de hoeveelheid pixels die puur wit zijn, en de rest van de grafiek alles wat daar tussen in zit. Als de grafiek tegen een van de 2 zijkanten aan ligt, betekent dat dus dat er pixels in je foto zijn die helemaal zwart of wit zijn. In de helemaal witte (uitgebleekte hooglichten) of zwarte (dichtgelopen schaduwen) pixels zit geen kleurinformatie meer, en als je niet in RAW fotografeert kun je hier in de nabewerking ook niets aan veranderen. In het voorbeeldje van de foto met de bloem kun je zien dat het histogram net niet tegen de uiterste linker rand aan ligt. Er zijn dus geen pixels die helemaal zwart zijn, maar zoals je misschien ziet, is er boven de bloem wel een behoorlijk donker gebied wat bijna zwart is (vergelijk het maar met het zwart om de foto heen). Dat donkere gebied wordt dus weergegeven door de linker piek van het histogram. Ook kun je zien dat er aan de rechterkant van het histogram nog wat ruimte over is voordat de grafiek tegen de uiterste rechterrand ‘aanbotst’. Dat betekent dat deze foto nog wat extra belicht had kunnen worden, voordat er pixels zouden zijn ontstaan die helemaal wit zijn. Deze helemaal witte pixels bevatten geen kleurinformatie meer. Dit fenomeen wordt highlight clipping genoemd. In normaal Nederlands betekent dat, dat de foto overbelicht is. De foto van de bloem is dus niet overbelicht, en er zijn ook net geen volledig ‘dichtgelopen’ zwarte schaduwen.histogram2histogram

Een veel gebruikte techniek binnen de landschapsfotografie is de zogenaamde expose-to-the-right techniek. Dit houdt niets anders in dan dat je je foto zo lang mogelijk belicht, zonder dat er highlight clipping optreedt. Je probeert het histogram dus zo veel mogelijk naar rechts te krijgen, zonder tegen de rand aan te botsen. Op deze manier krijg je een soort knisperende helderheid in je foto, en ook zo veel mogelijk licht-informatie om tijdens de nabewerking mee te spelen. Door je camera zodanig in te stellen dat je na het nemen van elke foto ook direct het histogram in beeld krijgt, krijg je dus directe feedback over de belichting van die foto, en je kunt dan de belichting meteen bijregelen als blijkt dat je foto te donker of te licht is.